
De Tweede Wereldoorlog begon officieel in september 1939, maar de wortels ervan liggen veel dieper in de geschiedenis. Het conflict was geen plotselinge uitbarsting, maar het resultaat van een reeks politieke, economische en sociale spanningen die zich in de decennia daarvoor hadden opgebouwd. De periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog was er één van instabiliteit, opkomend extremisme en internationale spanningen die uiteindelijk zouden leiden tot de meest verwoestende oorlog in de wereldgeschiedenis.
Het Verdrag van Versailles (1919)
Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland zwaar gestraft door het Verdrag van Versailles. Het land verloor grondgebied, moest herstelbetalingen doen en zijn leger drastisch inkrimpen. Voor veel Duitsers voelde dit als een nationale vernedering. Deze gevoelens van onrecht voedden woede en nationalisme, wat later handig werd uitgebuit door Adolf Hitler en de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).
Economische crisis en onvrede
De jaren ’20 en ’30 stonden in het teken van economische instabiliteit. De Beurskrach van 1929 en de daaropvolgende Grote Depressie veroorzaakten massale werkloosheid en armoede. Vooral in Duitsland, dat al gebukt ging onder herstelbetalingen, ontstond een klimaat waarin radicale partijen zoals de nazi’s populair werden. Ook in Italië en Japan leidde economische problemen tot de opkomst van autoritaire regimes die militaire expansie als oplossing zagen.
Opkomst van dictaturen
In de jaren ’20 en ’30 groeiden totalitaire staten in macht en invloed.
- Duitsland: Adolf Hitler greep in 1933 de macht en begon aan de opbouw van een militaristische dictatuur. Hij beloofde herstel van de nationale trots, economische vooruitgang en de herziening van het Verdrag van Versailles.
- Italië: Benito Mussolini had al in 1922 de macht gegrepen en droomde van een nieuw Romeins rijk.
- Japan: Het leger kreeg steeds meer macht en streefde naar uitbreiding in Azië om grondstoffen en markten te veroveren.
Falen van de Volkenbond
Na de Eerste Wereldoorlog werd de Volkenbond opgericht, bedoeld om internationale conflicten vreedzaam op te lossen. In de praktijk bleek de organisatie echter machteloos. Landen zoals Japan, Italië en Duitsland traden uit of negeerden de besluiten. De Volkenbond wist geen vuist te maken tegen agressie, waardoor dictators vrij spel kregen.
Expansiedrang van de asmogendheden
De jaren ’30 werden gekenmerkt door steeds brutaler optreden van de latere asmogendheden:
- Japan viel in 1931 Mantsjoerije binnen en startte in 1937 een grootschalige oorlog tegen China.
- Italië veroverde in 1935 Abessinië (Ethiopië) ondanks internationale protesten.
- Duitsland herbewapende zich openlijk, bezette in 1936 het Rijnland en annexeerde in 1938 Oostenrijk (de Anschluss).
Het culminatiepunt kwam in 1938 tijdens de Münchenconferentie. Hier stonden Groot-Brittannië en Frankrijk het Sudetenland (Tsjecho-Slowakije) af aan Hitler, in de hoop dat dit zijn honger naar expansie zou stillen. Dit beleid van appeasement (toegeeflijkheid) mislukte volledig: Hitler voelde zich gesterkt en plande verdere veroveringen.
Het Molotov-Ribbentroppact
De laatste stap richting oorlog was het Molotov-Ribbentroppact van augustus 1939. Dit niet-aanvalsverdrag tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie verraste de wereld. In het geheim verdeelden beide landen Oost-Europa in invloedssferen. Slechts een week later, op 1 september 1939, viel Duitsland Polen binnen – en de Tweede Wereldoorlog was een feit.