
De Slag om de Ardennen, ook bekend als het Ardennenoffensief of de Battle of the Bulge, was Hitlers laatste grote poging om het tij van de Tweede Wereldoorlog in West-Europa te keren. Tussen 16 december 1944 en 25 januari 1945 vochten geallieerde en Duitse troepen een bloedige strijd in de bossen en heuvels van België en Luxemburg.
Achtergrond van het offensief
Na de geallieerde landingen in Normandië (juni 1944) en de bevrijding van Frankrijk en grote delen van België leek de nederlaag van Duitsland onafwendbaar. Toch hoopte Adolf Hitler dat een onverwacht tegenoffensief de geallieerden zou kunnen splijten en hen zou dwingen tot vredesonderhandelingen.
Zijn plan:
- Een massale aanval door de Ardennen, een gebied dat eerder in de oorlog door de Duitsers was gebruikt vanwege de dichte bossen en het verrassingseffect.
- De opmars naar de havenstad Antwerpen, een cruciale aanvoerhaven voor de geallieerden.
- Door het innemen van Antwerpen zouden de geallieerde legers in tweeën worden gesplitst, waardoor hun samenwerking in gevaar zou komen.
Het begin van de aanval
Op 16 december 1944 vielen meer dan 200.000 Duitse soldaten, ondersteund door 1000 tanks en pantservoertuigen, de Amerikaanse linies in de Ardennen aan.
De aanval kwam volledig onverwacht:
- Slechte weersomstandigheden zorgden ervoor dat de geallieerden hun luchtmacht nauwelijks konden inzetten.
- Onervaren en vermoeide Amerikaanse divisies hielden de linies in de Ardennen, omdat dit gebied als relatief veilig werd beschouwd.
- Binnen enkele dagen ontstond er een diepe uitstulping in de geallieerde frontlijn – vandaar de naam “Battle of the Bulge”.
Belangrijke gevechten
Een aantal cruciale momenten bepaalde het verloop van de slag:
- Het Beleg van Bastogne: De stad Bastogne in België werd omsingeld door de Duitsers. Amerikaanse parachutisten van de 101e Airborne Division hielden stand ondanks de kou, honger en munitietekorten. Toen de Duitsers vroegen om overgave, antwoordde generaal Anthony McAuliffe legendarisch: “Nuts!” (oftewel: “Geen sprake van!”).
- Patton’s tegenaanval: Generaal George S. Patton wist zijn Derde Leger razendsnel naar het noorden te verplaatsen en Bastogne te ontzetten, wat het Duitse offensief ernstig verzwakte.
- Het Ardennenweer: Eind december klaarde het weer op, waardoor de geallieerde luchtmacht weer kon worden ingezet. Vliegtuigen bombardeerden Duitse colonnes en bevoorrading, waardoor het offensief stilviel.
Duitse problemen
Hoewel het offensief aanvankelijk succes had, liepen de Duitsers al snel tegen onoverkomelijke problemen aan:
- Brandstoftekorten: Duitse tanks kwamen letterlijk zonder benzine stil te staan.
- Sterke geallieerde weerstand: De Amerikanen hergroepeerden zich snel en boden taai verzet.
- Luchtmacht: Zodra het weer verbeterde, kregen de geallieerden weer luchtoverwicht.
Het einde van het offensief
Begin januari 1945 was het duidelijk dat het offensief mislukt was. De Duitsers hadden zware verliezen geleden: naar schatting 100.000 man (gedood, gewond of gevangen) en enorme aantallen tanks en voertuigen.
De Amerikanen verloren ongeveer 80.000 man, waarmee de Slag om de Ardennen de bloedigste strijd voor de Amerikaanse troepen in de Tweede Wereldoorlog werd.
Gevolgen
- Het offensief putte de Duitse legers volledig uit en verzwakte hun verdedigingscapaciteit.
- Vanaf dit moment konden de geallieerden onstuitbaar richting Duitsland oprukken.
- Voor de Duitse bevolking betekende de mislukking dat het einde van de oorlog in zicht kwam.
Wist je dat?
- De slag vond plaats in ijskoude winteromstandigheden, met temperaturen ver onder nul. Veel soldaten leden aan bevriezingen.
- Duitse soldaten gebruikten soms Amerikaanse uniformen en voertuigen om verwarring te zaaien achter de linies. Dit leidde tot paniek en strengere veiligheidscontroles bij de geallieerden.
- De geallieerden dachten aanvankelijk dat het offensief slechts een kleine aanval was, waardoor de verrassing des te groter was.