Het ontstaan van het universum is een van de grootste raadsels in de wetenschap en filosofie. De huidige wetenschappelijke theorie over het ontstaan van het universum wordt de Big Bang-theorie genoemd.
Volgens de Big Bang-theorie is het universum ongeveer 13,8 miljard jaar geleden ontstaan uit een enorme explosie van een dichte en hete bol materie, die in een fractie van een seconde uitdijde en afkoelde. Naarmate het universum afkoelde, begonnen subatomaire deeltjes, zoals protonen en neutronen, zich te combineren tot atomen en uiteindelijk tot sterren en sterrenstelsels.
De Big Bang-theorie werd voor het eerst voorgesteld door de Belgische priester en wetenschapper Georges Lemaître in 1927. In de jaren daarna verzamelden wetenschappers steeds meer bewijs dat de oerknal theorie ondersteunde. Zo werd in 1964 de kosmische achtergrondstraling ontdekt, een overblijfsel van de hete straling die ontstond kort na de Big Bang.
Hoewel de Big Bang-theorie de huidige wetenschappelijke consensus is over het ontstaan van het universum, zijn er nog veel onbeantwoorde vragen. Zo weten we nog steeds niet wat er precies gebeurde in de eerste fractie van een seconde na de Big Bang, en hoe het heelal zich precies heeft ontwikkeld tot wat het nu is.
Desondanks heeft de ontdekking van de Big Bang-theorie ons begrip van het universum en onze plaats daarin enorm vergroot. Het heeft geleid tot nieuwe ontdekkingen en inzichten in de natuurkunde, astronomie en kosmologie en heeft ons geholpen om te begrijpen hoe het universum werkt en hoe het zich in de toekomst kan ontwikkelen.